Matthew 2

1) in Judea

Dit wordt hier bij gedaan, omdat er nog een ander Bethlehem was, gelegen in den stam van Zebulon, of neder-Galilea. Zie #Joz.19:15.

Jos 19.15

2) Herodus

Deze was Herodus de Grote, toegenaamd Ascalonita, een Idume‰r, de eerste vreemde koning.

3) wijzen

Grieks: magi. Zo werden bij de Perzen en Meden genaamd de geleerden in allerlei wetenschappen, en voornamelijk in den loop des hemels. Die wel bij hen in groot aanzien waren; maar dat zij koningen zouden geweest zijn, is niet gelooflijk, gelijk hunne benamingen en al de omstandigheden uitwijzen.

4) oosten

Deze worden gezegd van het oosten gekomen te zijn, omdat deze landen oostwaarts van Judea gelegen waren.

5) overpriesters

Deze waren de hoofden van de ordeningen der priesters, uit Eleazars en Ithamars geslacht, en waren vier en twintig in getal, 1 Kron. 24:4, en 2 Kron. 36:14, van welken alleen de hogepriester het opperhoofd was.

1Ch 24.4 2Ch 36.14

6) schriftgeleerden des volks,

Anders, wetgeleerden, gelijk blijkt uit de vergelijking Matth. 22:25 met Mark. 12:28. Hun ambt was de Schriften van Mozes en der profeten het volk uit te leggen. Zie Ezra 7:6 en Matth. 13:52. Uit dezen en de overpriesters tezamen bestond de hoogste kerkelijke vergadering der Joden.

Mt 22.25 Mr 12.28 Ezr 7.6 Mt 13.52

7) vraagde

Dat is, vernam.

8) geenszins

Het woord geenszins staat bij Micha 5:1 niet, maar wordt uit de zin daarbij gedaan. Want hoewel Bethlehem in grootte onder de kleinste steden was, nochthans was het niet het minste in waarde en achting, omdat David daaruit was gesproten, Joh. 7:42, en Christus daaruit zou voortkomen. En daarom lezen sommigen in den grondtekst bij Micha zijt gij de minste? Doch zie hiervan breder de aantekening op Micha 5:1.

Mic 5.2 Joh 7.42 Mic 5.2

9) vorsten

Dat is, oversten over duizend, Micha 5. 1.

Mic 5.2

10) mijn volk Isra‰l weiden zal.

Dat is, de gemeente der gelovigen, welke Hij met zijn Woord en Geest regeren zal, als een hemels koning. Zie Rom. 9:6, en Gal. 6:16.

Ro 9.6 Ga 6.16
11) ging hun voor

Hieruit blijkt dat zij geen gewone ster des hemels geweest is, maar een bijzonder geschapen licht, gelijk de vuurkolom was, die de kinderen Isra‰ls door de woestijn leidde.

12) vonden

Anders, zagen.

13) goud en wierook en mirre.

Dit waren de kostelijkste dingen, die in hun land gevonden werden.

14) Uit Egypte

Hoewel deze plaats, Hos. 11:1, van de verlossong des volks Isra‰ls uit Egypte ook verstaan wordt, nochtans moest hetzelve mede in Christus, als het hoofd van dit volk vervuld worden.

Ho 11.1
15) bedrogen

Grieks: bespot; namelijk naar zijn mening. Want eigenlijk hebben de wijzen hem noch bedrogen noch bespot.

16) omgebracht al de kinderen

Deze schrikkelijke kindermoord wordt ook door Macrobio, een heidens schrijver, verhaald, Saturnal.lib. 2, cap. 4.

17) door den profeet

Sommige Griekse boeken hebben hier ook deze woorden: van den Heere.

18) in Rama

Zie hiervan de uitlegging Jer. 31:15.

Jer 31.15

19) Rachel

Dewijl Rachel daaromtrent begraven was, Gen. 35:19, zo worden alhier door haar verstaan de moeders van Bethlehem en daaromtrent.

Ge 35.19
20) de ziel

Dat is, leven. Zie Exod. 4:19, dat is, die naar zijn leven stonden om dat te benemen. Anderszins wordt deze wijze van spreken ook in het goede genomen, Spreuk. 29:10.

Ex 4.19 Pr 29.10
21) dat Hij Nazarener zal geheten worden.

Dit ziet of op de plaats Richt. 13:5,7, waar Simson als een voorbeeld van Christus gezegd wordt: Hij zal een nazire‰r, dat is verloofde Gods, zijn; of, hetwelk het waarschijnlijkst is, Jes. 11:1, en Jes. 60:21, waar Christus netzer, dat is, een spruit genaamd wordt, van welk woord de stad Nazareth haar naam heeft. God heeft gewild dat Christus, bij gelegenheid van deze zijn woonplaats Nazarenus zou genaamd worden, als een spruit, die uit zijn plaats voor zijn Vader opwast, Jes. 53:2; Jer. 23:5, en Jes. 33:15; Zach. 6:12.

Jud 13.5,7 Isa 11.1 60.21 53.2 Jer 23.5 Isa 33.15 Zec 6.12
Copyright information for DutKant